#27 - 21 april 2022 - 67 min. - link link is gekopieerd

Matthijs Baas

Wetenschapper

Matthijs Baas is Associate Professor aan de Universiteit van Amsterdam, op de afdeling arbeids- en organisatiepsychologie. In 2010 promoveerde hij op het onderwerp stemming en creativiteit. Hij is niet de klassieke creative achiever die ik doorgaans interview in deze serie, al is hij wel cum laude gepromoveerd en ontving hij een dissertatie-prijs voor zijn promotie. Hij is vooral iemand die een wat fundamenteler licht kan laten schijnen op het onderwerp creativiteit. En dat doet hij dan ook uitgebreid in dit interview; op individuele creativiteit, creativiteit binnen organisaties en op het onderwerp innovatie.

We zitten in de werkkamer van Matthijs op het Roeterseiland in Amsterdam. En gaan meteen de diepte in, als ik hem de stelling voorleg dat wetenschappers vaak wel heel erg op de nitty gritty details zitten, zonder misschien zich af en toe weer naar de oppervlakte te bewegen om te zien waar ze nou eigenlijk precies mee bezig zijn. Hij begrijpt mijn punt en stelt dat wetenschappers inderdaad op moeten letten dat ze de connectie met de praktijk houden en zich afvragen of hun onderzoek aansluit bij een behoefte uit de praktijk. Want dat praktijk-perspectief levert altijd weer nieuwe vragen op die je mee kunt nemen in het onderzoek.

Vervolgens stel ik de vraag die ik standaard als eerste stel, namelijk; ben je zelf creatief (in je jeugd). Matthijs legt uit waarom Wetenschappers, net als alle andere beroepsgroepen in de wereld, óók creatief zijn. Ook wetenschap begint met een nieuw idee. En de validiteit (en bruikbaarheid) van dat idee moet bewezen worden. In de loop daar naartoe kom je allerlei problemen tegen, die je voortdurend met mini-inzichten aan het oplossen bent. Daarbij moet je ook schrijven, college geven en presenteren, zo vertelt hij, allemaal bezigheden waarmee je op een creatieve manier je verhaal voor het voetlicht moet brengen.

We hebben het ook over zijn promotie (Stemming en Creativiteit). Hoe jouw stemming je creativiteit beïnvloedt. En over hoe hij bij dit onderwerp terecht kwam. We hebben het vervolgens over de focus die nodig is om te promoveren. Als ik hem vraag of hij die focus van nature heeft, antwoordt hij dat hij zich best goed urenlang kan focussen op een saaie taak. Die focus komt erg van pas bij het verstouwen van alle literatuur en bij het schrijven van artikelen, waarbij je eindeloos aan teksten sleutelt – mede gestuurd door de peer reviewers die allemaal opmerkingen in de kantlijn zetten.  Doorzettingsvermogen, zo concludeert hij daarom, is erg belangrijk om je promotie te volbrengen.

En daarmee lijkt de wetenschap inderdaad op elk creatief proces, waarbij je voortdurend problemen aan het oplossen bent om te komen bij het nieuwe idee dat je op de horizon hebt geplant en je doorzettingsvermogen nodig hebt om daar te komen.

We krijgen het vervolgens over hoe in teams complementaire skills belangrijk zijn. Waarbij bijvoorbeeld de een goed is in focus, terwijl de ander juist goed kan netwerken om projecten van de grond te krijgen. Matthijs stelt dat omdat de wetenschap steeds complexer wordt, samenwerken tussen verschillende disciplines steeds belangrijker wordt. En dat interpersoonlijke skills daarom ook belangrijker worden.

Vervolgens breng ik micro-dosing ter sprake, een uit Silicon Valley overgewaaide trend, waarbij mensen hele kleine dosis drugs nemen (de werkzame stof van paddo’s, psilocybine, bijvoorbeeld) om beter creatief te kunnen presteren. Matthijs denkt dat het kan werken, maar dat er andere manieren zijn om je stemming en daarmee je prestatie, te verbeteren. Wandelen bijvoorbeeld, is bewezen ‘geestverruimend’. Vervolgens krijgen we het over de ploeterroute, een manier om creatief te zijn door door te gaan daar waar anderen ophouden. Ik vergelijk het met het ontdekken van terra incognita. Als je gaat daar waar niemand geweest is, is het makkelijker om iets nieuws te ontdekken. We hebben het vervolgens over Yuval Noah Harrari, auteur van Sapiens, en over Ed Catmull, auteur van Creativity, Inc. Dat laatste boek, vertelt hij, heeft veel invloed in de wetenschap óndanks het feit dat Catmull (anekdotische) ervaringen uit de praktijk deelt. Het brengt ons weer terug bij het onderwerp waarmee we beginnen; ook al missen mensen uit de praktijk misschien de nitty gritty nuances uit de wetenschap, zij zijn wel heel goed in staat om de wetenschap te inspireren. En – een toevoeging die ik nu maak – waarschijnlijk veel beter inspireren dan de meeste wetenschappers.

We hebben het ook nog over persoonlijke eigenschappen die bij de ‘creative achiever’ horen, over de term ‘ugly babies’ die Ed Catmull bij Pixar muntte (animaties in rudimentaire vorm die intern gereviewd worden), over het durven vragen van feedback op je werk, intrinsieke en extrinsieke motivatie, over John de Mol, het wedden op de goede paarden bij het kiezen van vernieuwende ideeën, over exploratie-processen binnen organisaties, en nog veel meer. Luister het gehele interview bovenaan deze pagina, op jouw favoriete podcastplatform óf lees het samenvattende artikel in Adformatie.